Filmopdracht

Na het bekijken van elk deel van de film geef je antwoord op de volgende vragen: 

1. Noem drie woorden die jij vindt passen bij dit deel van de film.

2. Vertel een scene uit de film die je hebt onthouden.

3. Noem een personage uit de film. Hoe komt deze persoon op jou over?

4. Wat herken je vanuit je eigen leven?

 

Opdracht na het kijken van de hele film:

- Zet alle woorden van vraag 1 onder elkaar.

- Welke woorden herken je in je eigen leven? Zet daar een streep onder.

- Maak een poster op A3-papier dat deze woorden uitbeeld.

- Leg uit waarom je de poster zo hebt gemaakt in een kort verhaaltje (max. half A-4) en bedenk een titel die je boven het verhaaltje zet.